Pétanque of toch Jeu de Boules?

Jeu de Boules is in Frankrijk volkssport nummer 1. En dat heeft zijn reden. Het is goedkoop. Je hebt er geen speciaal aangelegd speelveld voor nodig dus je kunt deze tak van sport overal beoefenen. Maar vooral, het is een sport waar geen tijdsdruk op staat. Er is dus voldoende tijd om gezellig met elkaar te kletsen. Hoewel Jeu de Boules en pétanque vaak als synoniem worden gezien is dat niet helemaal juist. Pétanque is de Provençaalse variant op Jeu de Boules. Jeu de Boules is de term die alle spelen met metalen ballen omvat. Voor pétanque is geen uitrusting of infrastructuur nodig. Het is veel eenvoudiger van opzet en de nadruk ligt op behendigheid en niet zozeer op fysieke kracht. Die behendigheid konden Franse zangers, zangeressen en filmspelers ook onder de knie krijgen. Kijk maar eens wie u op onderstaande foto herkent.

Maar goed, laten we ons beperken tot de algemene term, Jeu de Bouclé. De opzet van het spelletje is erg simpel. Om te beginnen trek je een cirkel met een diameter van ongeveer een meter. Dat is het begin van het spel.
Je kunt Jeu de Boules spelen, één tegen één (tète à tète), twee tegen twee of drie tegen drie. In beginsel speelt elke speler met drie metalen ballen. Bij drie tegen drie heeft elke speler twee ballen. Deze stalen ballen hebben een doorsnede tussen 7 en 8 centimeter en wegen tussen de 700 en 800 gram.

Vanaf het beginpunt, de cirkel gooit een speler een kleine houten bal, de buut, zes tot tien meter ver. Nu is het de bedoeling om de metalen ballen zo dicht mogelijk bij de but te gooien. Afhankelijk van de gesteldheid van het terrein kan dat op verschillende manieren. De simpelste manier is gewoon rollen. Meestal gebeurt dat op een aangelegde baan. Maar op een hobbelige en zelf aangelegde baan wordt dat moeilijker. Vaak gaat men dan over tot schieten, op zijn Frans “tirer”. In dit geval hou je de bal onderhands vast. Je gooit de bal dan met een hoge boog zo dicht mogelijk naar de but. Om te voorkomen dat de bal te ver doorschiet geeft je hem een beetje “backspin” mee.
Het is de bedoeling om je eigen bal zo dicht mogelijk bij de but te gooien, maar je kunt ook een bal van een tegenstander die dicht bij de but ligt, van zijn plaats te gooien.

De eerste speler gooit de but en daarna de eerste bal. Daarna probeert de tegenpartij dichter bij de but te komen. Lukt dat niet, dan is de beginnende partij weer aan de beurt tot zij op haar beurt weer wordt afgetroefd. Zo gaat men door tot alle ballen zijn gespeeld. Als een ploeg alle ballen heeft gegooid, dan mag de tegenpartij haar resterende ballen nog uitspelen.
De ballen van een partij die dichter bij de but liggen dan die van de andere partij tellen voor één punt. Er wordt net zo lang gespeeld tot een team dertien punten heeft. Soms kan dat meer dan twee uur duren.
Tijdens een toernooi waarin meerdere rondes gespeeld moeten worden, betekent dat, dat er vaak langer gewacht moet worden tot het volgende spel. Een beetje Fransman heeft daar geen enkel probleem mee. Hij pakt een glaasje pastis of zijn wijntje. Kijkt naar het spel en begint te kletsen met zijn buurman.

Voor het geval u echt interesse heeft in de geschiedenis van Jeu de Boules en Pétanque, er zijn een paar aardige musea. In Saint-Bonnet-le-Chateau, iets ten westen van Lyon kun je zien hoe Jean Blanc in 1927 hoe je holle stalen ballen kon maken. Dan zijn er nog musea in Vallauris bij Cannes en in Aiguines in de Gorges du Verdon is het Musee des Tourneurs gewijd aan antieke, gepotnagelde pétanqueballen.